De bodem als bondgenoot

Omdat de waterhuishouding ook een ruimtelijke opgave is waar planners en ontwerpers nog te weinig voeling mee hebben, lanceerde LABO RUIMTE het ontwerpend onderzoek De Droge Delta. De eerste fase van het onderzoek leverde een droogte-atlas op die de uitdagingen en mogelijke ruimtelijke ingrepen in kaart bracht. Omdat die ingrepen erg verschillend zijn per gebied, afhankelijk van het reliëf, de ondergrond en de locatie in het watersysteem, gingen drie ontwerpteams aan de slag met drie gebieden. De studie van de Dendervallei illustreert hoe ook elders in Vlaanderen het landschap sturend kan worden om droogte én wateroverlast te bestrijden.

De voorbije zomers beheerste water het nieuws: in 2021 met de zondvloed die de Vesdervallei overspoelde, het jaar nadien door aanhoudende droogte en watertekorten. In vergelijking met andere Europese regio’s kampt Vlaanderen met een hoge waterstress. Hoewel er op jaarbasis voldoende regen valt om aan onze watervraag te voldoen, voeren we nog te veel water naar de riolering af, waardoor we in periodes van droogte in de problemen komen. De extremere weerspatronen veroorzaakt door de klimaatverandering maken dit probleem nog urgenter.

Dat heeft onder meer te maken met de manier waarop we onze omgeving inrichten en gebruiken. In de loop der eeuwen, maar aan een verhoogd tempo in de laatste zeventig jaar, zijn vele moerassige gronden verdwenen en legden we een fijnmazige waterinfrastructuur aan die van het Vlaamse landschap een drainagemachine maakte: water versneld afvoeren maakt het mogelijk om overal waar we willen te bouwen of landbouw te bedrijven. Door het aanleggen van grachten en verharding, door bebossing (met naaldbossen) en ontbossing (van loofbossen) tastten we de capaciteit van het landschap om water te bergen steeds verder aan. Ingrepen in waterlopen, zoals verdiepen en rechttrekken, zorgden ook voor een lagere stromingsweerstand en een hogere stroomsnelheid, waardoor het water sneller naar zee afgevoerd wordt en we het niet meer kunnen inzetten tijdens droge periodes.

De oplossing voor het droogteprobleem ligt in een omslag van versneld afvoeren naar ter plekke infiltreren, vasthouden en vertragen van water. Ook voor de bestrijding van wateroverlast is het overigens een goede strategie om water veel meer bovenstrooms te bufferen en valleigebieden te ontlasten bij piekbuien. Dit is een ruimtelijk vraagstuk: het vereist een heel andere inrichting van onze ruimte en onze landschappen, en is dus een ontwerpopgave.

Precies om ook ruimtelijke planners, stedenbouwkundigen en ontwerpers meer voeling te laten krijgen met de droogteproblematiek lanceerde LABO RUIMTE, het samenwerkingsverband tussen het Team Vlaams Bouwmeester en het Departement Omgeving, in 2020 het ontwerpend onderzoekstraject ‘De Droge Delta’. Een onderzoeksteam bestaande uit Cluster Landschapsarchitecten, Sweco en Universiteit Antwerpen bracht de uitdagingen in kaart, maakte een droogte-atlas, en schoof een set aan ruimtelijke maatregelen naar voor om droogte te bestrijden.

Hun watersysteemkaarten laten zien waar – op basis van microreliëf – het best geïnfiltreerd wordt. Ze tonen welke kansen er liggen om meer water vast te houden in de ondiepe ondergrond, en waar we, door minder te draineren en afstroming te beperken, de natuurlijke grondwaterstromen kunnen herstellen, zodat we beter gewapend zijn tegen de gemiddelde zomerdroogte. Wanneer de neerslag die tijdens de winter valt moet dienen als seizoensbuffer om de droge zomer door te komen, zijn echter grote volumes nodig. Ontharden, water laten infiltreren en vasthouden om droogte te bestrijden moet overal gebeuren, maar zal in het ene gebied veel meer impact hebben op strategische watervoorraden dan in het andere. Die verschillen hebben voornamelijk te maken met de opslagcapaciteit van de ondergrond. In het Kempense landschap kunnen we door de dikke zandlaag potentieel veel meer water opslaan dan in de Westhoek, waar je al snel op een ondoordringbare kleilaag stoot. Om te weten waar die strategische gebieden, die als een soort waterschuur voor Vlaanderen kunnen fungeren, gelegen zijn, dook Cluster landschapsarchitecten in de archieven. Zij maakten een kaart van geomorfologische landschapsstructuren – zoals dekzandruggen, het krijtmassief en moeren – die potentieel veel water kunnen vasthouden en ontwikkeld kunnen worden tot grote zoetwaterlichamen.

De geomorfologische landschapsstructurenkaart van CLUSTER landschapsarchitecten toont welke gebieden meer potentie hebben om strategische grondwater- en oppervlaktewatervoorraden te ontwikkelen.
(c) CLUSTER landschap en stedenbouw.

Twee van de drie onderzoeksgebieden, waar de ontwerpteams die aan de slag gingen met het werk van de UA, Cluster en Sweco verder onderzoek naar deden, zijn gelegen ter hoogte van dergelijke potentiële waterschuren. Het team van Lama landschapsarchitecten toont hoe het gebied van de Kleine Nete, waar water in de Kempische zandruggen geborgen kan worden, kan evolueren tot een belangrijk drinkwatergebied voor Vlaanderen. Ook de Moervaartdepressie en de dekzandrug Maldegem-Stekene bieden heel wat mogelijkheden om veel water vast te houden. Studiebureau Omgeving bracht er in beeld hoe een zoetwaterlinie ontwikkeld kan worden als buffer tegen droogte én tegen de oprukkende verzilting vanuit het kanaal Gent-Terneuzen en de Westerschelde.

De Denderflanken, het derde onderzoeksgebied, licht in de kaart van Cluster niet op als strategisch wateropslaggebied, en precies daarom illustreert het ontwerpend onderzoek van H+N+S landschapsarchitecten, Tractebel en IMDC hoe we ook in andere gebieden in Vlaanderen, met ruimtelijke ingrepen op maat van het landschap, aan de slag kunnen en oplossingen kunnen bieden voor de waterstress.

Het landschap van het Denderbekken (c) H+N+S landscape architects, Tractebel en IMDC.

Voor het ontwerpend onderzoek focuste het team op de Molenbeek, in het noordwesten van de Gaverse Meersen, in het reliëfrijke landschap tussen Geraardsbergen en Aalst. De Dender wordt vooral gevoed door regenwater, en de grote reliëfverschillen, moeilijk doordringbare bodems en een smalle vallei zorgen ervoor dat het rivierpeil sterk fluctueert doorheen de seizoenen. Een belangrijke uitdaging is hoe we die grote debietschommelingen kunnen afvlakken in de tijd. De grafiek met de afvoerdebieten van de Molenbeek illustreert mooi de opgave: na de neerslagpieken van de winter daalt het beekdebiet snel naar een veel lager zomerdebiet. Door het water hogerop langer vast te houden en de waterafvoer te vertragen, kunnen we ook tijdens de droge zomerperiode langer water beschikbaar houden.

De afvoerdebieten van de Molenbeek aan het meetstation Ophasselt/Molenbeek. De donkerblauwe lijn toont het basisdebiet van de waterloop, de rode lijn het debiet dat we moeten ambiëren, en dat bereikt kan worden door de pieken af te vlakken. (c) H+N+S landscape architects, Tractebel en IMDC op basis van data van de VMM.

In het Denderbekken herkennen we drie grote structuren: de Dendervallei met zijn overstromingsvlakte, de Denderflanken met kleinere (bron)beekvalleien die van elkaar gescheiden worden door lagere plateaus, en de hogere plateaus of kouters langs de rand van het bekken.

Met deze ruimtelijke structuur en het reliëf van de Dendervallei moeten we aan de slag om van het gebied een sponslandschap te maken dat water langer vasthoudt. De ingrepen die het ontwerpteam voorstelt verhogen de wateropvangcapaciteit van de gebieden hogerop (door meer infiltratie en het beperken van de directe afstroom van water) en verlagen  de afstroomsnelheid in beken en rivieren naar het dal.

De hoge rug heeft door zijn bodemsamenstelling een grote potentie voor infiltratie. In de bebouwde gebieden op die hoge rug moet het hemelwater daarom de tijd krijgen om langzaam in de bodem te sijpelen. Dat kan door de opvang van regenwater af te koppelen van de riolering, door lokale depressies in het landschap in te zetten als infiltratiezones, en door aan de dorpsranden en aan de achterzijdes van de verstedelijkte linten wadi’s en collectieve infiltratiezones aan te leggen die de dieper gelegen zandlagen kunnen voeden.

Wanneer meer water in de rug infiltreert zullen de lager gelegen brongebieden vernatten: waar het geïnfiltreerde water op een dichte kleilaag stoot, komt het immers weer aan de oppervlakte en laat het kleine beekjes ontspringen. In dit steil hellende gebied kan het te snel afstromen van dit kwelwater en het regenwater verhinderd worden door in de bronbeekvalleien over een grote breedte  hindernissen voor het wegstromen van water in te richten. De cascade aan bufferbekkens die zo ontstaat vermindert bij hevige regenval de wateroverlast benedenstrooms, en vangt het water op voor tijden van droogte.

De beekdalen, waarvan het verval verder naar het oosten vermindert, moeten naar hun van nature natte condities teruggebracht worden, door greppels te dempen, drainagesystemen te verwijderen en de te diep uitgeschuurde beekvalleibodem opnieuw te verhogen en te verbreden. Het landgebruik zal zich moeten aanpassen aan die natte omstandigheden. Extensief grasland of uitbreiding van moerasgebied en natte bossen zijn dan mogelijke pistes.

Een systeem van terrassen op de steilere, vooral zuidgerichte flanken langs die beekdalen, waarbij hellingbossen en graslandpercelen met houtwallen parallel aan de hoogtelijnen elkaar afwisselen, vertraagt de waterafstroom en erosie en voorkomt zo wateroverlast in de beekdalen en de Dendervallei.

Op de lagere, noordgerichte flanken van de beekdalen ten slotte kan een veel fijnmaziger landbouwlandschap ontstaan, en is een combinatie van maatregelen nodig die inzetten op het infiltreren, afleiden en capteren van water voor de landbouw. Grotere wadi-structuren, net op de rand van het beekdal, verhinderen dat het water te snel naar de beek afstroomt. Afleidingskanaaltjes vanuit de reeds genoemde bufferbekkens hogerop in de brongebieden kunnen op hun beurt strategisch gepositioneerde bufferbekkens voeden, gesitueerd ter hoogte van enkele dwars op de flank ingesleten dalen, zodat hier een groot volume aan water opgeslagen kan worden.

Het team van H+N+S,Tractebel en IMDC wilde met dit ontwerpend onderzoek een methodiek ontwikkelen om de bodem en het watersysteem opnieuw sturender te maken bij het nemen van maatregelen om droogte of wateroverlast te bestrijden, en om bepaalde vormen van landgebruik kritisch tegen het licht te houden. De methodiek die ze op de Dendervallei testten kan een basis zijn voor een actiever, strategischer en sturender open-ruimtebeleid, waarbij niet bestemmingen op een gewestplan, maar wel de eigenschappen van het landschap en de ondergrond bepalend zijn voor de te maken keuzes.

Het toekomstbeeld voor het onderzoeksgebied in de Dendervallei, met ingrepen aangepast naargelang de plek in het landschap. (c) H+N+S landscape architects, Tractebel en IMDC.

Dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift A+ Architecture in Belgium, nr. 302, juni 2023.

Het onderzoek ‘Droge Delta is een samenwerking tussen het Team Vlaams Bouwmeester en het Departement Omgeving – verenigd in het samenwerkingsverband LABO RUIMTE.

Voor meer info over dit onderzoek is te vinden op drogedelta.be

Plaats een reactie